Kerst

Met een grote tas vol spullen loopt ze haar vaders woonkamer in.
Fijn kerstfeest papa, zegt ze.
Het stalletje is niet opgezet. Er is ook geen boom. Haar vader heeft een helblauw knipperende kerstslinger over de kast gedrapeerd.
Hoe vind je deze? zegt hij trots. Van de Aldi. Kijk, je kunt hem op verschillende kleuren zetten.
Dat is goed, denkt ze. We moeten het nu anders gaan doen. Het kerststalletje hoorde bij mama. Ik word eigenlijk wel vrolijk van die slinger.
Ze legt haar kadootjes voor de kast neer. Het gebeurt vanzelf. Dat is nu de plek. Ze heeft veel kleine dingetjes gekocht, dan duurt het uitpakken lekker lang. Het is al zo kaal met z’n tweeën.
In een paar tellen scheurt haar vader het papier eraf.
O, aftershave. Nou, dankjewel.
Je lievelings. En vind je dit niet leuk? Een boekje met eenpansgerechten.
Ja ja. Ik heb ook een kado. We gaan naar vreetschuur Vet en Veel, grapt haar vader.
Pas op, gladde vloeren, lacht ze.
Na een kort ritje zijn ze in het kiprestaurant dat haar vader heeft uitgekozen. In de zaal ziet ze vertrouwde gezichten en hoort ze Nedersaksisch. Ze hoort in de stad, maar één been blijft altijd in de Achterhoek staan.
Haar vader heeft een goed humeur en ze zijn onder de mensen. Ze durft het te vragen.
Waarom word je toch altijd zo driftig? Volgens mij doe je dat expres.
Zijn ogen schieten vuur.
Je moet niet van die rare dingen zeggen, snauwt hij.
Ik wil het weten. Waarom word je nooit driftig als er andere mensen bij zijn? Je kunt je dus inhouden. Ik was vroeger heel bang van je. Volgens mij genoot je daarvan.
Hij gromt iets onduidelijks en loopt dan van tafel.
Na een tijdje komt hij terug met een bekende, die bij hen aan tafel gaat zitten.
Dan niet, denkt ze. Ik heb het geprobeerd. Klaar ermee.

Plaats een reactie