Mama

Mark
Peaches speelt in Amsterdam. Daar moeten we heen!

Ruth
Back it up, baby!

Petra
Yeah! Kiss my micro glove!

Die dag spreken ze af bij Petra. Vanaf daar is het nog maar een klein stukje rijden naar Amsterdam. Petra zet Peaches op en ze brullen alle teksten mee.
Jammer Ruth, dat je weer ontslagen bent, roept Mark.
Ja, het voelt zo oneerlijk, antwoordt ze. En ik baal ervan dat ik mijn project niet meer af mag maken.
Ik ben nu ook aan het rondkijken, zegt Petra. Als ik een vacature voor jou zie mail ik ‘m door, OK?
Ruths telefoon gaat over. Ze wordt krijtwit.
Petra en Mark kijken elkaar bezorgd aan.
Even stoppen, alsjeblieft, zegt Ruth.
Ze wankelt de auto uit en gaat een eindje verderop aan het water zitten. Ze kijkt wezenloos voor zich uit.
Petra en Mark lopen haar aarzelend achterna. Ze durven niet te dichtbij te komen.
Wat is er? vraagt Petra tenslotte.
Ik moet naar huis, zegt ze vlak. Mijn moeder is net overleden. Hartinfarct.
Wat? Was ze ziek dan? vraagt Mark.
Nee, zegt Ruth, alleen wat vage klachten. Ik snap het niet. Ik geloof het niet.
Jij kunt niet alleen zijn nu, zegt Petra. Ik geef je wel een lift.
Dat kan niet, jullie gaan naar het concert, zegt ze.
Onzin, roept Mark, we gaan met je mee.
Dat is lief, zegt ze dankbaar.
Na een uur rijden in bedrukte stilte komen ze aan in Doesburg.
Haar vader verwelkomt hen in het ouderlijk huis. Hij heeft zijn vest weer verkeerd geknoopt, ziet ze beschaamd, en de anderen hebben het ook gezien.
Zo, zijn dat nou je collega’s? vraagt hij onbewogen. Wat doe je nu ook alweer?
Mechanisch schuiven ze de rommelige woonkamer in. Geen tranen, geen oogcontact, geen omhelzing.
Twee stoelen zijn leeg, dat zijn de vaste zitplekken van haar vader en moeder. Ze haalt de rotzooi van twee andere stoelen af en gaat dan snel in de verste hoek van de kamer zitten. De stoelen tussen haar vader en haar in heeft ze Petra en Mark toebedacht.
Ruth, hoe wil je je koffie? En wat willen die andere mensen erin? roept haar vader vanuit de keuken.
Petra en Mark kijken haar vragend aan. Mark wenkt naar een schilderij dat aan de muur hangt met een enorme spijker er dwars doorheen.
Hij moest dat schilderij ophangen van mijn moeder, legt Ruth uit, maar hij had er geen zin in.
Ah, lacht Mark ongemakkelijk.
Haar vader komt de kamer weer in met een groot dienblad. Wanneer hij dat tussen de puinhopen wil neerzetten, ontdekt hij een koffievlek op de salontafel. Verstoord haalt hij meteen een doekje uit de keuken. Minutieus verwijdert hij de vlek.
Ik schaam me minder voor hem dan ik dacht, denkt Ruth. Het raakt me niet meer zo.
Ik denk dat het beter is dat wij weer gaan, zegt Petra. We laten jullie alleen, OK?
Is goed, zegt ze. Heel lief dat jullie me hier gebracht hebben.
Petra en Mark schieten in hun jassen en vertrekken.
Even later komen de mensen van de uitvaartorganisatie langs.
Wat wilt u dat we uw vrouw aandoen? vraagt een man haar vader.
Ze loopt naar haar moeders kledingkast. Voorop hangt een kleerhanger met haar mooiste bloes, rok en ketting. Haar beste schoenen staan eronder.
Ze overhandigt de kleren aan de uitvaartmensen, die haar beginnen op te baren.
Wist ze dit? vraagt ze haar vader.
Ze voelde zich al een hele tijd onrustig, zegt hij. Duizelig, zweterig. Ze is wel vijf keer naar de dokter geweest, maar die stuurde haar telkens weer weg. Ze wilde niet dat jij je zorgen ging maken, dat had geen zin, zei ze.
Dus daarom wilde ze zo vaak afspreken de laatste tijd, denkt ze. Gelukkig hebben we het goed af kunnen sluiten.

Plaats een reactie