Anita


Veertien jaar.
Haar vriendinnetje Anita wordt de laatste tijd steeds opstandiger. Langzaam wordt haar stille woede erger en maakt ze ook vaker ruzie met Ruth. Nadat ze elkaar een tijdje niet gezien hebben komt ze onverwacht weer eens langs.
Zag je die stomme troela’s, smaalt ze. Met hun lippenstift en hun nagellak. Wat een jongensgekken.
Doe toch eens niet zo negatief de hele tijd! roept Ruth gefrustreerd uit. Wat is er toch met je?
Dan komt het hoge woord eruit.
Mijn broer heeft dingen bij mij gedaan, vertelt Anita. Zweer dat je dat aan niemand doorvertelt!
Ik beloof het, zegt Ruth plechtig.
Ze weet niet wat ze moet doen. Onhandig geeft ze een paar klopjes op Anita’s rug. Aangeslagen breken ze op.
Zodra Anita weg is gaat haar moeder naast haar zitten.
Die voelt dat er wat is.
Wat had ze? vraagt ze nieuwsgierig.
Mag ik niet zeggen, zegt Ruth afwerend.
Aan mij toch wel. Als je mij al niet kunt vertrouwen, zegt haar moeder dwingend.
Ruth zwijgt.
Ik ga het echt niet aan iemand doorvertellen hoor, dringt haar moeder aan.
Anita’s broer heeft aan haar gezeten, vertelt ze tenslotte.
Haar moeder schrikt.
De volgende keer dat Anita weer komt, zet haar moeder een grote kop thee met drie stroopwafels voor haar neer.
Hier, voor jou. Jij hebt het ook niet makkelijk, zegt ze.
Ruth schaamt zich kapot.
Anita komt niet meer.

Plaats een reactie